Over Paula
In Paula's hoofd was een tikkende tijdbom afgegaan, en de poorten van haar spraak waren
compleet
naar de filistijnen. Ze kon niet meer zeggen wat ze wilde, ze was verdwaald in een
doolhof
van
taal - en dat in een samenleving die geobsedeerd is door letters en woorden. Een gapende
leegte
waar ooit lezen, spreken en schrijven woonden. Het vermogen ooit nog te spreken, slechts
een
vage droom. Plaats voor zelfmedelijden was er niet. Het was oplossingen vinden, of
verzuipen
in
een maatschappij die niet op- of omkijkt.
Kunst bood een alternatief dat rauwer en mooier was dan welke woorden dan ook. Geen
oeverloos
gezwets. Haar schilderen werd een stille woordvoerder van de onuitsprekelijke pijn, van
de
vreugde, de verwarring, het verlangen. Ze kon het niet gezegd krijgen, maar ze kon het
wel
op
papier zetten.
Afasie kon haar niet tot zwijgen brengen. Met elke penseelstreek, elke kleur, elke stip,
elke
lijn die ze zette, kon ze zichzelf uitdrukken. Het vloeide uit haar handen en werd op
papier
en
doek gevangen. Haar schilderijen werden haar stem, en ze sprak weer. In de wereld van
kunst,
faalt de taal niet. Er is enkel de eindeloze mogelijkheid om zich uit te drukken. En
zoals
de
taal voor haar een raadsel was, fluistert ze heel stil haar verhaal, enkel voor wie het
wil
ontrafelen. Zij heeft genoeg moeite gedaan in een wereld die niet wilde luisteren, en
die
haar
niet opmerkte.
Dit is haar stille schreeuw.
Dieter Ohler, www.dieterohler.com
Proloog
Mam kan niet praten. Neen, nu lieg ik. Mam kan wel praten. Mam kan niet lezen of schrijven, maar wel praten. Misschien niet met woorden, misschien ook wel. Dieren kunnen ook praten. Waarom zou Mam het dan niet kunnen? Een blik of een kreet of een afgebroken gebaar vertelt meer dan al dat overbodige gelul waarmee we jaar in, jaar uit, onze dagen proberen te vullen. Het is inderdaad zo dat Mam de woorden niet aaneen kan rijgen tot men een parelsnoer van zinnen heeft. Neen Mam tovert met woorden. Woorden en constructies waar poëzie slechts kan van dromen. Elke grammaticale regel gaat de vuilbak in. Alle woorden worden dagelijks opnieuw uitgevonden en het is aan ons om te achterhalen wat die dag, met welk woord wordt bedoeld. Een blik naar de deur en “koe” zeggen. Dat is pas een deur. En als die deur gesloten moet worden zal Mam er nog wel iets aan toevoegen: “allé daar… kapot… allé ja…of zoiets, ge weet wel”. En wij weten het inderdaad. Mam heeft afasie. Mam noemt een kast, “stoel”; dan is het een kleine moeite om een lepeltje uit de stoel, te halen… al kan ze natuurlijk ook mes bedoelen, alhoewel ze dan waarschijnlijk “vork” zou zeggen. Elk woord krijgt in een andere context een andere betekenis. Schoonheid en complexiteit die elkaar aanvullen. Prachtig toch dat alles plots een andere betekenis krijgt door het anders te benoemen.
Uit “Mijn Kleine Boekje vol Grote Waarheden en Leugens” Dieter Ohler – 2002
Epiloog
Mam had in haar hele manier van doen, veel weg van een soort ernstige kinderlijkheid. Nooit
had
je enig idee of ze ernstig, dan wel grappend, iets probeerde te vertellen. Tenzij het echt
ernstig was. Dat verraadde de verbeten trek rond haar mond – je ziet dan mooi het gespannen
spiertje tussen alle gekrulde lachrimpels – meestal gepaard gaande met een lichte trilling
van
de onderlip en een loden blik die elk ander woord dat zou willen geuit worden, platslaat en
vervolgens opslorpt. Zo is het ons ook geleerd. Leer die loden ogen vermijden. Als Mam iets
te
vertellen had, hoe onbelangrijk ook, sneed iedereen zijn nog niet laatste woord af. En dan
volgde een zinnetje. Of een woord. Eén dat die spanning doortrok of doorbrak. Zelfs als de
spanning opgedreven werd, had haar verschijning nooit iets kwaadaardigs. Je wist gewoon dat
je
wat meer op je hoede moest zijn, hoewel het eerder zij was die iets weg had van een
opgejaagd,
kwetsbaar konijntje. Zo erg is die spanning niet. Je weet dat die na enkele dagen of weken
verdwenen zal zijn en dat Mam intussen weer haar wil wat heeft aangescherpt, weer wat meer
positieve gevoelens heeft, weer kan lachen, weer kan huilen en weer weet waarom wij en zij
er
zijn. Botsingen zijn er in overvloed.
Hoewel ik meer en meer het gezicht van mijn vader krijg, ben ik ervan overtuigd, dat ik haar
willetje heb meegekregen. Koppig "neen" zeggen, zelfs als iedereen weet – ook zij en ik –
dat
het "ja" is; grijs wegkleuren uit het kleurboek en overtuigd blijven van het gelijk. Hard
tegen
hard gaat het dan, zonder de bedoeling elkaar te breken of te kwetsen. Konijntjes kwets je
niet
zomaar.
Vaak zit Mam doelloos naar het westen te staren, naar onze schapen, naar de platgeslagen
zon,
waarvan ze de blik heeft geërfd. Dezelfde zon die Napoleon vroeger bezat, is nu
onherroepelijk
van haar. Net zoals de sneeuw van haar is. "Kijk" roept ze dan, als koningin van de
natuurelementen. Dan weten we dat het haar tijd is om te vertrekken. Van hot naar her. Het
doet
er niet toe, als ze maar weg is. Zigzaggend door de weilanden met Pap naast haar als
begeleider
en bestuurder. Een huwelijk zoals het moet, met de nodige steun in slechtere tijden. Al
lijken
die vergeven maar voor iedereen onuitwisbaar in de ziel gekerfd, om nimmer te vergeten. Haar
verschijning doet ons dagelijks aan die slechtere tijden denken, maar wat vroeger een
kwelling
leek, is nu eerder een kinderlijk enthousiasme geworden waar ze iedereen probeert in mee te
zuigen, om ons prins of prinses van de zon en de sneeuw te laten worden. En dat lijkt haar
nog
aardig te lukken ook.
Het kan niet anders of ik heb de oermoeder meegekregen, één die overal over heerst en
waaraan
alle andere moeders en alle niet-woorden schatplichtig zijn. Eén die nooit sterft maar
slechts
langzaam kan smelten of uitdoven. Ons kunnen ze niets doen want Mam heeft alles in haar
macht.
Ze lacht, want het sneeuwt weer.
Wit op wit, telkens weer.
Uit: "Mijn Kleine Boekje vol Grote Waarheden en Leugens" Dieter Ohler - 2002